Sjoukje

Het is begin jaren zestig van de vorige eeuw een tijd dat de winters nog echte winters zijn. De twaalfde elfstedentocht in 1963 is een verschrikking. Scheuren in het ijs, kou, wind, sneeuw. Een heroïsche tocht waar tienduizend enthousiaste schaatsers aan beginnen, slechts een handvol haalt de finish. De dag van winnaar Reinier Paping en zijn eeuwige roem.

(…)

Nederland kent in die tijd nog een ander fenomeen: twee jonge vrouwen – meisjes nog – blijken uitstekend op kunstschaatsen te kunnen zwieren. Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel stelen de harten van vele jonge meisjes met hun kunsten en heel wat jongens kijken op hun hockeyschaatsen hun ogen uit.

(…)

Dijkstra is de blonde, stevige dame uit Friesland, dochter van een huisarts. De twee meisjes komen elkaar tegen op de HOKIJ- kunstbaan in Den Haag waar zij bij dezelfde trainer oefenen, oefenen en nog eens oefenen. ‘We trainden zes uur per dag’, kijkt Dijkstra nu terug. Het waren de karige jaren vijftig en sportsponsoring, miljoeneninkomens en verzorgde stages lagen nog in de verre toekomst. Het was vader Dijkstra die de rekeningen betaalde en zijn dochter steunde in haar sportdroom.